Nieuw in ons aanbod is deze drie-delige lessenreeks waarin we dieper ingaan op de vraag waarom zo weinig namen van vrouwelijke beeldende kunstenaars bekend zijn, en dit in tegenstelling tot bvb. dichteressen en schrijfsters.
Waren zij er niet of zijn ze in de vergetelheid geraakt?
Les 1: de vrouw als Muze en scheppende artieste tot ca 1600
Les 2: Vrouwelijke artiesten actief in de 17e, 18e en eerste helft van de 19e eeuw.
Les 3: Anna Boch en haar tijd.
Kunst wordt aanzien als een spiegel van de maatschappij en reflecteert de mentailiteit van een bepaalde periode. Het onderzoek van kunst legt enerzijds de evolutie, de vooruitgang of het verval van een samenleving bloot. Anderzijds wordt kunst ook aanzien als iets zeer persoonlijks, als de individuele uitdrukking of de expressie van een wezen met een eigen mening, temperament en persoonlijkheid en gevoelens.
Waarom zijn er, in tegenstelling tot dichteressen en schrijfsters, zo weinig namen van vrouwelijke beeldende kunstenaars bekend? Waren zij er eenvoudig niet of zijn ze in de vergetelheid geraakt? Eeuwenlang werden de vrouwen als tweederangswezens bekeken. Ze moesten zich bezig houden met het huishouden en de opvoeding van de kinderen. Aan hun intellect en artistieke begaafdheid werd getwijfeld.
Een vorming aan de Academie was voor vrouwen zeer lang uitgesloten. Vanaf 1791 werden door de ‘Koninklijke Akademie voor Schilder- en Beeldhouwkunst’, opgericht door de Zonnekoning van Lodewijk XIV, Salons georganiseerd en daarop ook niet-academieleden, amateurkunstenaars en vrouwen toegelaten.
Debatten en acties vanaf 1850 hebben dan toch ervoor gezorgd dat de 'akademies’ voor vrouwen en meisjes werden opengesteld. In de 20ste eeuw nam hun aantal toe in kunstscholen en thans vormen ze de meerderheid op academies. Het is dus niet verwonderlijk dat afdelingen van musea voor schone kunsten vanaf de een stijgend aantal werken van vrouwelijke artiesten presenteren.